Nesjomme
Eeuwenlang kende Amsterdam een rijke Joodse cultuur, de verbondenheid tussen de Joden en de stad, die in het Jiddisch Mokum werd genoemd, was sterk. Hun invloed op de stad was groot; zo begon Simon Philip Goudsmit zijn luxe warenhuis De Bijenkorf, bouwde Abraham Tuschinski de gelijknamige bioscoop, door velen als de mooiste van Nederland beschouwd, en stonden mannen als Henri Polak, Sam de Wolff en Monne de Miranda aan de basis van de eerste vakbond in Nederland: de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond. Naar schatting woonde er vóór het uitbreken van WO II zo'n 80.000 Joden in Amsterdam.
Filmmaakster Sandra Beerends (o.m. Ze noemen me Baboe) vertelt aan de hand veel archiefmateriaal het verhaal van de vooroorlogse, Joodse gemeenschap. Ze doet dat aan de hand van de brieven die de jonge Rusha aan haar naar Nederlands-Indië geëmigreerde broer Max schrijft. Rusha en de brieven zijn fictief, maar wat ze schrijft is gebaseerd op echte getuigenissen en historische feiten. Het is een eerbetoon aan de Joodse ziel van Amsterdam: de nesjomme.